begroting 2019

3.4 Financiering

3.4 Financiering

Inleiding

De paragraaf financieringen geeft inzicht in de ontwikkelingen rond de gemeentelijke meerjarige financiering, in het gevoerde beleid op dit gebied en de risico’s die we daarbij lopen.
Net als het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) verplicht de Wet fido gemeenten om een financieringsparagraaf op te nemen in begroting en jaarrekening. Deze paragraaf heeft vooral betrekking op de treasuryfunctie. Treasury is het vakgebied dat zich bezighoudt met de financiering en liquiditeit van een organisatie en de daaruit voortvloeiende financiële risico’s.

De gemeente Aalsmeer kent een centrale financiering. Hierbij bestaat geen direct verband tussen een bepaalde investering en het aantrekken van financieringsmiddelen (zoals bij projectfinanciering). De gemeente Aalsmeer werkt in 2019 met een interne rekenrente van 1,5%.

Schatkistbankieren
Gemeenten hebben net provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen de plicht eventuele tegoeden aan te houden in de Nederlandse schatkist. Dit heeft een positief effect op de omvang van de staatschuld maar beperkt ook de gemeentelijke vrijheid om zelf een optimaal rendement na te streven op haar eigen liquiditeiten. Depositotarieven en inleentarieven zijn met deze maatregel geharmoniseerd. Decentrale overheden krijgen op de deposito’s een rente vergoed die gelijk is aan de rentes die de Nederlandse staat betaalt op leningen die ze op de markt aangaat. Op het moment dat de rente die de Staat betaalt negatief is, wordt de rente op een deposito voor een decentrale overheid gelijk aan nul. Een leenfaciliteit, namelijk dat er ook via de schatkist geleend kan worden, behoord niet tot de mogelijkheden.

Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet HOF)
Het totale financieringstekort van de Nederlandse overheid (Economische en Monetaire Unie (EMU-saldo)) mag niet meer bedragen dan 3 %. Daar tellen ook gemeenten in mee. Lidstaten moeten deze afspraken omzetten in nationale wetgeving. Hiervoor is in Nederland de Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF) in  2013 vastgesteld.

Op het eerste gezicht lijkt het bijzonder dat gemeenten met een sluitende begroting toch kunnen bijdragen aan het EMU-tekort. De crux van het probleem schuilt in de verschillende boekhoudstelsels die Rijk en gemeenten hanteren. Voor het Rijk geldt het kasstelsel, voor gemeenten het baten/lasten stelsel. Het EMU-saldo wordt berekend op kasbasis.

Investeringen van het Rijk tellen onder het kasstelsel in het jaar van betaling direct mee in het tekort. Gemeenten sturen echter op een sluitende (meerjaren)begroting en niet op kasuitgaven. In het baten/lastenstelsel bij gemeenten is de uitgave op zich irrelevant voor begrotingsevenwicht maar is een deugdelijke dekking van de uitgaven vereist, hetzij via de aanwending van een reserve, hetzij door de jaarlijkse kapitaallasten (rente en afschrijving) in te passen in een sluitende begroting.
Voor de berekening van het EMU-saldo geldt dit echter niet en telt de gemeentelijke investeringsuitgave volledig mee, ongeacht de dekking.

EMU-saldo
De rijksoverheid heeft met vertegenwoordigers van de decentrale overheden in september 2016 afgesproken dat het EMU-saldo van alle decentrale overheden tezamen maximaal minus 0,3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) mag bedragen. Er is tevens afgesproken om het overeengekomen collectieve aandeel van de decentrale overheden voor het EMU-saldo niet verder uit te splitsen naar gemeenten, provincies en waterschappen.
Op basis van deze begroting wordt voor 2019 een EMU-tekort verwacht van € 16 miljoen euro. Dit heeft vooral van doen met uitgaven voor het uitvoeringsprogramma werken buitenruimte 2019 en uitgaven voor een nieuwe uitgang van de Ongestoorde Logistieke Verbinding Greenport, hetgeen in onderstaand overzicht staat verantwoord in de jaarschijf 2019 onder “Investeringen in (im)materiële vaste activa”. Voor de jaren daarna zijn geen bedragen opgenomen.
In het uiterste geval kan op grond van de wet HOF bij een landelijke overschrijding een deel van de Europese boete worden verrekend met de algemene uitkering.

Het EMU-saldo voor 2019 en verder bedraagt:

2019

2020

2021

2022

Exploitatiesaldo vóór bestemming (voordelig)

811

3.092

3.355

2.074

Afschrijvingen

3.529

4.062

4.173

4.229

Dotaties aan voorzieningen ten laste van de exploitatie

905

905

816

820

Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd

-18.478

-7.115

-2.876

-3.801

Nadelig saldo bouwgrondexploitaties voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord

-2.553

-2.019

-1.895

-2.114

Lasten op balanspost Voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen

-332

-563

-401

-401

Berekend EMU-saldo

-16.118

-1.638

3.172

807